1. Inleiding
Eiwitvertering
Voedingseiwitten worden tijdens de vertering afgebroken in aminozuren. De chemische vertering van eiwitten start in de maag en wordt voltooid in de twaalfvingerige darm onder invloed van enzymen die in het sap van de alvleesklier zitten en die door de darmwand worden uitgescheiden. De aminozuren worden dan opgenomen door de twaalfvingerige en de dunne darm en via het bloed vervoerd naar het hele lichaam, zodat ze voor alle cellen en weefsels beschikbaar zijn. Aminozuren zijn dan ook essentieel voor heel wat reacties in en functies van ons lichaam. Zo spelen ze een rol in de weefselopbouw of in het herstel van beschadigd weefsel. Ook zijn ze belangrijk voor de aanmaak van antilichamen, enzymen of hormonen.
Vetvertering
Voedingsmiddelen, zoals vlees, zuivelproducten, zaden, noten en oliën, bevatten voedingsvet. Vetten vragen een specifieke aanpak om verteerd en opgenomen te kunnen worden door het lichaam. Vetten zijn namelijk niet in water oplosbaar en dit voegt een moeilijkheid toe aan de vertering. Omdat vet niet van water houdt, heeft het de neiging om samen te klonteren en grote druppels te vormen terwijl het zich door het spijsverteringsstelsel beweegt.
Reeds in de mond worden via het speeksel de eerste enzymen toegevoegd aan het voedsel. Deze breken de vetten al deels af in kleinere delen en vermengen ze een eerste keer met water. Dit maakt dat de latere vertering van deze delen vlotter kan verlopen. In de maag wordt ongeveer een derde van het vet verteerd tot vetzuren. Vanuit de maag komen de vetten in de twaalfvingerige darm terecht, waar ze vermengd worden met de galzouten van de galblaas en de enzymen uit de alvleesklier en de twaalfvingerige darm zelf. De galzouten zorgen ervoor dat de vetten zich goed kunnen verspreiden over de voedselbrij waardoor ze beter verteerd kunnen worden door de enzymen. De galzouten zijn is ook belangrijk om de opname van het vet in de darmwand mogelijk te maken.
Er zijn heel wat verschillende delen mede verantwoordelijk voor een goede vetvertering: de mond, de maag, de twaalfvingerige darm, de galblaas, de alvleesklier en de dunne darm. Problemen in een van deze regio’s kan de vertering dan ook bemoeilijken.
2. Symptomen
- Winderigheid en opgeblazen buik die ontstaat een half uur na het eten
- Een vol gevoel in de maag en darmen
- Stinkende ontlasting met veel gassen (een geur van rotte eieren duidt op slechte vertering van de eiwitten en een plakkerige ontlasting duidt op een slechte vetvertering)
- Schuimende ontlasting eventueel met slijm erin
- Krampen of steken in de buik
- Vage pijn rondom de navel
- Slecht kunnen verdragen van bepaalde voedingsmiddelen
- Vermoeidheid
- Huidklachten
- Spier- en gewrichtspijnen
- Ontstekingen in het algemeen
- Jeuk
- Hoofdpijn
- Slechte adem
3. Oorzaken
- Lokale problemen in het verteringsstelsel
- Ongezond voedingspatroon (overmatig nuttigen van koolhydraten, transvetten, kunstmatige zoetstoffen, kleur- en smaakstoffen en bewaarmiddelen)
- Onevenwicht in de darmflora
- Stress
- Voedingsallergie en intoleranties
- Hormoonmedicatie
- Te snel eten
- Onderliggende darmziekten